De plaats van het eigendomsvoorbehoud in het Burgerlijk Wetboek


Waarom staan tussen de bepalingen over levering van roerende zaken (art. 3:90 BW) en de levering van rechten aan toonder (art. 3:93 BW) ineens twee artikelen die betrekking hebben op het eigendomsvoorbehoud (art. 3:91-3:92 BW)? In deze bijdrage wordt aan de hand van de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepalingen de plaats van het eigendomsvoorbehoud in het systeem van het vermogensrecht besproken.